1. Soorten beleggingen.
U kent waarschijnlijk de belangrijkste, aandelen en obligaties. Aandelen betekenen dat u een deel van een bedrijf bezit (en als het bedrijf failliet gaat, krijgt u niets), obligaties betekenen dat u een lening aan een bedrijf of een staat verstrekt (en als het bedrijf failliet gaat, krijgt u misschien weer een lening). beetje terug – de kans dat een staat failliet gaat is overigens klein, ook afhankelijk van welk land u kiest). Aandelen zijn dus iets risicovoller dan obligaties. In de slechtste jaren kun je 40-50% verlies krijgen op een diverse set aandelen (en 100% verlies als je 1 aandeel hebt in 1 bedrijf, dat failliet gaat), bij obligaties is het grootste verlies op een set ooit zo’n 10-15% in een jaar (en ook daar is 100% verlies, als het bedrijf of de staat waar je van geleend hebt failliet gaat). Maar gemiddeld kunnen aandelen ook meer opbrengen dan obligaties. Op lange termijn zijn Amerikaanse aandelen gemiddeld 7-9% per jaar gegroeid, terwijl obligaties gemiddeld 3-5% hebben opgebracht. Europese aandelen hebben historisch gezien misschien meer 5-7% gedaan, iets minder dan Amerikaanse.
U kunt aandelen en obligaties afzonderlijk kopen. Dan koop je bijvoorbeeld aandelen Philips, of de Nederlandse staatsobligaties die vanaf 2016 2 jaar lopen en die x,x% rente opleveren. Maar zeker voor ons leken is het handiger en verstandiger om een fonds te kopen waar veel aandelen en/of obligaties in zitten. Daarmee spreidt u uw risico. Dus een aandelenfonds, obligatiefonds, of mixfonds (is een mix van obligaties en aandelen).
Bij dit soort fondsen kunt u ook kiezen welke categorieën aandelen of obligaties u wilt kopen. Een Europees staatsobligatiefonds heeft bijvoorbeeld obligaties van Europese landen. Of een Amerikaans aandelenfonds heeft aandelen van in de VS gevestigde bedrijven. Of een S&P500-fonds heeft de 500 aandelen die in de S&P500-index zitten (die de 500 grootste bedrijven in de VS bevat). Je hebt ook fondsen die zich richten op een sector, bijvoorbeeld het Vanguard Health Care fonds dat zich richt op commerciële ziekenhuizen, farmaceutische en biomedische bedrijven.
Sommige/veel fondsen worden actief beheerd. Er zijn een of meer fondsbeheerders die beslissen welke aandelen of obligaties moeten worden gekocht en welke moeten worden verkocht. Bij gemengde fondsen beslissen ze vaak of ze op dat moment meer in obligaties willen beleggen (omdat ze denken dat de markt negatief is) of in aandelen (omdat ze denken dat die de komende maanden/jaren de meeste groei zullen vertonen). Andere fondsen worden passief beheerd. Er is een bepaalde strategie (bijvoorbeeld: we kopen alle aandelen in de AEX, in de verhouding waarin ze in de AEX staan) die in goede en slechte tijden wordt gevolgd. Overigens zijn ETF’s bijna hetzelfde als indexfondsen: ook zij beleggen in een bepaalde index (zoals de S&P500), maar indexfondsen kunnen maar één keer per dag worden verhandeld, en ETF’s kunnen elke minuut van de handelsdag worden verhandeld. Sommige mensen gebruiken ETF’s om er dagelijks mee te handelen, maar je kunt ze ook voor de lange termijn aanhouden, net als indexfondsen.
Vanuit Nederland heeft u toegang tot al deze zaken. Je kunt gemakkelijk een fonds kopen dat belegt in Amerikaanse aandelen, of in Chinese, of alleen in lucht- en ruimtevaartbedrijven. Sommige banken zullen maar beperkte opties bieden (zoals de ASN bank, bij hen kun je alleen in hun eigen aandelenfondsen beleggen (die overigens heel goed zijn, vind ik)), andere banken en vooral beleggingsplatforms bieden je zoveel opties dat het je gaat duizelen.
Naast deze soorten heb je nog andere opties. Opties, futures, leverage, weet ik veel. Beleggen in grondstoffen of metalen (zoals goud). Ik gebruik ze niet. Dat zijn de vormen die echt gevaarlijk kunnen zijn (bijvoorbeeld met hefboom: dat je al je geld kwijt bent maar ook nog een schuld moet aflossen). Ze zijn natuurlijk ook echt winstgevend, als je het geluk hebt dat je de juiste optie/leverage etc. hebt gekozen. Maar ik blijf er gewoon ver van weg. Overigens heb ik crowdfunding wel geprobeerd, maar dan doe je eigenlijk leningen aan kleine bedrijven – dus obligaties, maar wel erg risicovol, want meestal aan startende kleine bedrijven die vaker failliet gaan. En dan vind ik de beloning, bijvoorbeeld 5% tot 8% rente per jaar, te laag voor het risico dat je neemt. En kortom, mijn poging was ook niet zo succesvol, als ik geluk heb, maak ik een jaar later ongeveer 2% winst, vanwege twee faillissementen waarbij ik een deel van mijn investering ben kwijtgeraakt (hopelijk gaat er verder niemand failliet).
2. Spreiding en risico
Sparen heeft dus het minste risico (want tot 100.000 euro wordt ook gegarandeerd door de Nederlandse staat, als u belegt bij een erkende Nederlandse bank), maar zeker ook de laagste beloning op dit moment. Obligaties hebben iets meer risico (ook afhankelijk van welke bedrijven je kiest of welke landen, Nederland zal niet zo snel failliet gaan, Rusland of Griekenland of Niger …), maar ook iets meer beloning. Aandelen brengen nog meer risico met zich mee, maar hebben ook een grotere kans op een hogere beloning.
Zoals gezegd, je verkleint het risico al enigszins door je beleggingen te spreiden. Koop niet alleen aandelen AH, maar aandelen van tientallen of honderden verschillende bedrijven. Als je met een kleiner bedrag begint (zoals wij), is de makkelijkste manier om dat te doen een fonds te kopen. Aandelen in fondsen zijn misschien iets veiliger dan individuele aandelen, maar de hele markt kan natuurlijk nog steeds in een depressie raken, en dan zie je ook je aandelenfonds in waarde dalen.
Vaak is het aan te raden om een mix te doen met je geld: een deel van je geld in spaargeld (extra veilig, maar ook laag rendement), een deel in obligaties (iets risicovoller, maar mogelijk hoger rendement), een deel in aandelen ( risicovol, kans op nog hoger rendement). In het Engels heet dit asset allocation, in het Nederlands hebben ze het vaak over asset allocation of asset mix, of over uw portefeuille en hoe die is ingedeeld. Je moet hier goed over nadenken: hoeveel risico wil je nemen en hoeveel risico kun je nemen. Wilt u minder risico, of kunt u minder risico nemen (bijvoorbeeld omdat u het geld dat u wilt beleggen over xx jaar echt nodig heeft), dan belegt u meer in de veiligere soorten beleggingen. De meeste tot alle Nederlandse beleggingsplatforms zullen je eerst een test laten doen en je dan een advies geven over hoeveel risico je wilt/kan nemen. De vragen zullen gaan over kennis (weet u wat u doet en welke risico’s u neemt?), uw situatie (hoeveel risico kunt u nemen?) en uw risicobereidheid (hoeveel risico bent u bereid te nemen/wat bent u bereid te nemen?).
Uw mix volgt uit uw risicobereidheid. Als u bijvoorbeeld veel risico durft te nemen, kan het aan te raden zijn om 90% aandelen en 10% obligaties en spaargeld te doen. Als u erg defensief bent, zullen ze u ofwel aanraden om alleen spaargeld te doen, of misschien iets als 90% spaargeld/obligaties en 10% aandelen (voor dat beetje extra groei). Zo is er ook het neutrale profiel met bijvoorbeeld 50% aandelen en 50% obligaties.
Het is dan heel belangrijk om je ook aan die mix te houden. Stel dat je van tevoren hebt besloten dat je 40% spaargeld, 30% obligaties en 30% aandelen wilt, en de beurs gaat geweldig en je leest alleen maar records in de krant (AEX nu op 550!), dan hoef je niet al je geld in de aandelen te stoppen. Nee, je hebt besloten dat je 40/30/30 zou doen, omdat je bepaalde risico’s verbonden aan aandelen niet te veel wilde nemen, dus hou je het bij 40/30/30. En omgekeerd, stel dat de beurs in een depressie zit, dan moet je niet al je aandelen verkopen maar ook bij die 40/30/30 blijven. Dit betekent ook dat je meestal één of twee keer per jaar het saldo opnieuw moet toepassen. Als aandelen beter presteren dan obligaties, kan uw 40/30/30 verdeling waarmee u begon er na een jaar uitzien als 30% (spaargeld), 25% (obligaties) en 45% (aandelen) ; dat moet terug naar 40/30/30. Dat heet in het Engels rebalancing. Je kunt het doen door de goed presterende delen te verkopen en de minder goed presterende delen te kopen; je kunt het ook (deels) doen door je nieuwe belegging in het minst goed presterende deel te stoppen.
Soms kan uw risicobereidheid echt veranderen. Niet omdat u gretig of bang wordt, maar omdat uw omstandigheden veranderen. Bijvoorbeeld: als je 35 bent en je spaart voor je pensioen over dertig jaar, dan kun je op dit moment nog best wat risico nemen. Als er bijvoorbeeld in 2019 een grote depressie komt, is de kans groot dat uw aandelen daar volledig van herstellen, en meer, voordat u moet verkopen. Maar naarmate u dichter bij uw doel komt, krimpt uw risicobereidheid. Naarmate je doel dichterbij komt, is het dus verstandig om je risico geleidelijk af te bouwen. Daarom doen veel Amerikanen dit voor hun pensioenbeleggingen: het percentage aandelen in uw portefeuille is 100 min uw leeftijd. Ben je 35, dan doe je 65% aandelen (en 35% obligaties en cash), ben je 65, dan heb je nog maar 35% aandelen. U kunt bijvoorbeeld ook tot tien jaar voor uw einddatum een vaste uitkering doen, en dan in de laatste tien jaar elk jaar een beetje veiliger worden door aandelen te verkopen en cash of obligaties te kopen.
Dit is vooral om aan te geven dat je je in principe aan je uitkering houdt, tenzij je omstandigheden gewoon veranderen. Zelf ben ik agressiever gaan beleggen (meer aandelen), omdat ik er nu meer vertrouwen in heb.